Hoe bevalt dat in Nijmegen en Houten, wonen bij windmolens?

Dit bericht is geplaatst t.b.v. achtergrondinformatie over windenergie.

Deze drie windmolens in Houten leveren al sinds 2013 elektriciteit voor 3300 huishoudens.

Veel bewoners van IJburg vrezen op enkele honderden meters afstand torenhoge windmolens. Wat zijn de lessen uit Vinex-wijken in Houten en een buurtschap bij Nijmegen? ‘Het heeft geen zin chagrijnig te blijven.’Bart van Zoelen7 maart 2021, 07:00

Houten

Drie windmolens, 150 meter hoog. Sinds 2013 op 360 meter van Vinex-wijk De Polder, genoeg elektriciteit voor 3300 huishoudens.

Het knagende besef dat er niets tegen het geluid te doen valt, dat ergert Figen Sen nog het meest aan de drie windmolens op 360 meter van haar huis. Wie wakker ligt van een druppelende kraan, kan de hoofdkraan dichtdraaien. Wie last heeft van een zoemende koelkast, kan de stekker eruit trekken. Maar als het stevig waait of vanuit het zuidwesten, zijn de windmolens duidelijk hoorbaar in de Houtense Vinex-wijken De Polder en Het Water. Sen: “Er is geen ontsnappen aan.”

Overdag valt het mee. In een wijk vol gezinnen is er altijd wel iets anders hoorbaar. In de verte liggen spoorlijnen en de A27. Maar ’s nachts is het stiller en op grote hoogte wordt de wind krachtiger. “Soms is het geluid niet te harden.”

Het is niet het zwiepen van de wieken op 150 meter hoogte, legt Sen uit. De isolatie van haar nog maar 11 jaar oude huis blijkt niet berekend op de lage bromtonen die windmolens loslaten. “We slapen met de ramen dicht en dan nog komt die zoem binnen. Het verpest gewoon je nachtrust. Iedereen is de volgende dag chagrijnig en we merken dat de kinderen een minder goede dag hebben op school en bij speelafspraakjes.”

Al sinds de windmolens acht jaar geleden werden gebouwd sleept de situatie zich voort. Sen heeft dus veel begrip voor de IJburgers die zich verzetten tegen de mogelijkheid dat er op 400 meter van hun huis net zo hoge windmolens komen. De Universiteit Utrecht deed meermaals onderzoek in de Houtense Vinex-wijken, daaruit bleek dat een derde geluidsoverlast had van het windpark. Bij 13 procent ging het om uitgesproken veel overlast.

Uilenveren

Vanaf het begin is geprobeerd de overlast te beperken. Het windpark voldoet aan alle geluidsregels en door gemeentelijke maatwerkvoorschriften staan de windmolens stil op hinderlijke momenten. Maar zonder succes, net als bij een proef met uilenveren op de rotorbladen. Die zouden de turbines stiller maken, maar omdat ze tegelijk meer gingen draaien werd in de wijk niet minder overlast ervaren, integendeel.

De voorgeschiedenis was wel heel ongelukkig. Al in 2001 besloot Houten tot het windpark, dat er pas in 2013 kwam. Eerst haalde de Raad van State een streep door de plannen, maar dankzij een wetswijziging gingen ze alsnog door. In de tussentijd was de wijk gebouwd die er eigenlijk pas na de windmolens zou komen. Die volgorde was beter geweest. Als de windmolens er al staan, is het aan de huizenkopers om te beslissen of ze daar willen wonen, zegt onderzoeker Robert Harmsen van de Universiteit Utrecht. “Dan zeg je: gaaf, dat doe ik. Of: nee, dat is niks voor mij.”

Toen de nieuwe wijk werd gebouwd, was de strijd tegen het windpark al losgebarsten. “Als zo’n proces eenmaal als niet eerlijk wordt ervaren, komt het niet meer goed,” zegt Harmsen. Pogingen om de overlast terug te dringen werden door de bewoners niet meer vertrouwd of omarmd.

Het lijkt hem verstandiger als op landelijk of provinciaal niveau wordt gekeken of er nog geschikte plekken voor windmolens te vinden zijn. “Zorg dat het aantal omwonenden beperkt is. Behalve als een wijk in overgrote meerderheid zegt: ja, dit willen wij.” En waarom geen kleinere windturbines? Dan is de kans groter dat er nog plekken zijn waar ze weinig hinder veroorzaken. Maar bij de verdeling van subsidies leggen ze het nu af tegen windmolens van minstens 150 meter.

In het onderzoek van Harmsen zegt twee derde van de bewoners weinig tot geen overlast te ervaren. Dat blijkt ook even verderop in Het Water. “In de zomer met het raam open kan je ze horen, maar ik slaap er niet minder om,” zegt Guido Reijnen. Ad Vos vindt de windmolen op een kleine 400 meter achter zijn huis een lelijk gezicht, maar van het geluid heeft hij geen last. Met een zuinig lachje: “Er valt mee te leven.”

Toch blijft in Houten het aantal klachten hoog en energiebedrijf Eneco, de eigenaar van het windpark, strijdt bij de rechter tegen de maatwerkvoorschriften. Als gevolg van de extra voorzorgsmaatregelen staan de windmolens tot 30 procent van de tijd stil, waardoor de opbrengst matig is. De gemeente moet er van de rechter nogmaals over beslissen, maar Sen vreest dat het energiebedrijf zijn zin krijgt waardoor ‘s nachts de zoemtoon harder wordt en vaker zal voorkomen.

Hebben de omwonenden niet vooral schrik om de waarde van hun huis en het uitzicht? Sen ontkent. “Bij ons in de wijk is tachtig procent voor windenergie. Ik vind windmolens prachtig, maar ik wil wel mijn nachtrust houden.” Er wordt wel geopperd, ook in Amsterdam, dat het helpt als omwonenden meeprofiteren van de windmolens. Maar Sen gelooft daar niet in. “Ik heb nog van niemand gehoord: voor 5000 euro ga ik wel veertig nachten per jaar wakker liggen.”

Toch blijft ze in De Polder. Het bevalt haar gezin prima in de nieuwbouwwijk waar ze met hun buren en veel speelkameraadjes voor de kinderen tegelijkertijd zijn komen wonen. Door de vrees dat de geluidsoverlast zal toenemen na de rechtszaak van Eneco hebben al wel wat buren hun conclusies getrokken. “Uit ons rijtje van zeven zijn er twee net verhuisd.”

Nijmegen

Vier windmolens, hoogte: 150 meter, sinds 2016, op minder dan 600 meter van buurtschap Reeth, elektriciteit voor 7000 huishoudens

“Slapen met de ramen open gaat niet, want dan hoor ik ze gewoon,” zegt Rob Schleper. In zijn woning in buurtschap Reeth in de gemeente Overbetuwe kijkt hij uit op de vier windmolens net over de gemeentegrens met Nijmegen. Vooral de keuze voor deze plek ergerde Schleper. Op het laagste stukje Nijmegen moesten de windturbines wel 150 meter hoog worden om genoeg wind te vangen. En dat op een plek die tot de jaren negentig helemaal geen deel uitmaakte van de gemeente.

“Ik vind het nog steeds niks dat ze bij mij in de tuin staan, want zo zie ik het,” zegt Schleper, die op een kleine 600 meter van het windpark woont. “Maar alles went. Het heeft geen zin om chagrijnig te blijven. De een gaat er ’s nachts naar luisteren en ergert zich, de ander kan er prima mee leven.”

Betuweroute

Over de plannen had Dia Vennis, ook uit Reeth, eveneens haar aarzelingen. “Ik dacht: we hebben de Betuweroute en krijgen een railterminal. Waarom moet dat allemaal in onze achtertuin?”

Maar nu de windmolens er eenmaal staan, is ze bijgedraaid tot een warm voorstander. Het geluid wordt meestal overstemd door snelweg A15 en van lage bromtonen heeft zij geen last. Alleen de slagschaduw door de laagstaande zon in de wintermaanden is irritant. Maar de turbines zijn geprogrammeerd om bij die stand van de zon stil te vallen. Als het echt de spuigaten uitloopt kan Vennis per appbericht verzoeken om de wieken stil te zetten. Dat tekent voor haar de communicatie met de initiatiefnemers van het windpark, een burgercoöperatie.

“Als die communicatie er niet was geweest, stonden we waarschijnlijk nu nog te roepen dat het allemaal waardeloos is. In plaats daarvan kwamen ze naar ons en zeiden: wat kunnen we voor jullie betekenen?”

Een deel van de opbrengst gaat jaarlijks in een fonds voor de omwonenden. Daaruit werd voor het met traag internet worstelende buitengebied geïnvesteerd in glasvezel. De bewoners kregen hulp bij de ontwikkeling van een zonnepark en er kwamen bordjes die het verkeer attenderen op het bestaan van het buurtschap, waarmee Reeth een eigen identiteit krijgt. “Ik heb nog steeds weleens last van de windmolens, maar ze brengen ons ook iets.”

Schleper ziet het als een geluk bij een ongeluk dat er hier geen commerciële partij achter zit. Zie de Wieringermeer, waar Vattenfall goed verdient aan de verkoop van de stroom uit zijn windpark aan de datacenters van Microsoft. “Ik begrijp dat de bewoners dan zeggen: wat heb ik eraan als zulke grote partijen mijn omgeving komen verpesten?” Daar kan Amsterdam van leren, zegt hij. “Laat het een windpark zijn voor Amsterdam, door Amsterdam, in Amsterdam.”

Een andere les: “De kans dat je ze kunt tegenhouden is niet groot. Dus als ik het over mocht doen, hadden we een betere onderhandelingspositie gehad als we onze wensen op tafel hadden gelegd in het stadium dat er nog geen vergunning was: zo goed mogelijk ingepast in de omgeving, de turbines ’s nachts stilzetten als er overlast is, en die knipperlichten eraf.”

Voor Vennis maakt het een groot verschil dat ook Amsterdam windmolens krijgt langs de stadsrand. “Het helpt als iedereen een deel van de pijn neemt. In het oosten leeft toch al het gevoel dat we er alleen bij horen als we iets kunnen oplossen voor de Randstad.”

Voor haar is duidelijk dat doorgaan met fossiele brandstoffen zoals het Groningse aardgas geen optie is. “We hebben allemaal de verplichting iets te doen waardoor we de wereld beter achterlaten voor onze kinderen. Een van de bijdragen die wij leveren: tegen windmolens aankijken. En een ander doet weer iets anders.”

Wie wil er nog windmolens?

In het najaar stak een storm van protest op tegen de mogelijkheid dat er windmolens worden gebouwd voor de kade van IJburg. Concrete plannen zijn er nog niet, wel heeft het stadsbestuur zeven ‘zoekgebieden’ aangewezen (zie kaart) waarin wordt gezocht naar mogelijke locaties. Vanuit IJburg verspreidde het protest zich snel over andere delen van de stad, zoals buurten grenzend aan de A10-Noord, de Gaasperplas en de Noorder IJplas. Zaterdag organiseerde de op IJburg begonnen actiegroep Windalarm op het Museumplein een landelijke demonstratie tegen windmolens. Het protest kreeg vorige week zelfs een rol in de verkiezingscampagne toen premier Mark Rutte GroenLinks en D66 fijntjes liet weten dat hun kiezers op IJburg ook geen wind­molens willen ‘in hun achtertuin’. Als VVD-lijsttrekker waarschuwde hij daarmee voor de extra klimaatmaatregelen die deze partijen de komende jaren willen nemen.

Bron: Het Parool