Gemeenteraadsverkiezingen: Klimaatdilemma’s 12-03-2022
Verschillende partijen zeggen in de verkiezingscampagne dat ze grote klimaatambities hebben, maar dan zonder dat er windmolens bij komen rond Amsterdam. Kan dat eigenlijk wel? ‘Wind op land is nodig. Nog steeds.’
BART VAN ZOELEN
De Partij voor de Dieren is een donkergroene partij. Al in 2040 moet Amsterdam klimaatneutraal zijn, schrijft de partij in haar verkiezingsprogramma. Van alle fracties in de gemeenteraad wil alleen Bij1 de stad nóg sneller verduurzamen. Tegelijk keert de partij zich vol vuur tegen de plannen van het vertrekkende stadsbestuur om zo’n 17 windturbines te bouwen. In het groen of bij woningen zijn die voor de Partij voor de Dieren uit den boze.
Ook nieuwkomer Volt afficheert zich graag als duurzaam. Dat is meteen het eerste hoofdstuk in het verkiezingsprogramma van de pan-Europese partij. Toch heeft Volt een banvloek uitgesproken over windmolens rond de stad. Die moeten maar naar zee, zei lijsttrekker Juliet Broersen in Het Parool.
Maar kan dat eigenlijk wel? Hoe ver komen we met onze klimaatdoelen zonder extra windmolens?
Om te beginnen: het is duidelijk dat Amsterdam nog een lange weg te gaan heeft. Met steun van de gemeenteraad is in 2019 een ‘routekaart’ opgesteld op weg naar 55 procent minder broeikasgassen in 2030. Vooralsnog komt de stad in dat jaar niet verder dan 37 procent, bleek vorig jaar uit sommen van adviesbureau CE Delft. Zonder extra windmolens wordt dat er niet makkelijker op. Die 17 windmolens kunnen genoeg stroom opwekken voor zo’n dertigduizend huishoudens.
Op de Noordzee
Natuurlijk is het geen must om alle energie binnen Amsterdam zelf op te wekken – dat is zelfs onmogelijk. Daar komt ook de gedachte vandaan dat de stad best zonder extra windturbines kan. Veel partijen hebben zich laten overtuigen door de op IJburg ontstane actiegroep Windalarm. Die was in de eerste plaats bezorgd om de natuur en omwonenden die daar, zo onderstreept Windalarm, zelfs gezondheidsschade van kunnen ondervinden. Maar ook los daarvan is het volgens Windalarm beter windmolens in de Noordzee te bouwen.
Tot tien jaar geleden konden windmolens alleen op land worden gebouwd, analyseert Naut Kusters van Windalarm; windmolens op zee leken destijds onmogelijk. Maar inmiddels blijkt het ook op de Noordzee te kunnen, en hoe! Op zee waait het harder, waardoor windenergie daar minder subsidie vergt en ook nog eens efficiënter is, omdat molens vaker op vol vermogen kunnen draaien, zegt Kusters. Daarbovenop extra windturbines op land neerzetten is volgens hem zelfs contraproductief. “Alsof je zonnepanelen legt aan de noordkant van het dak.”
De Amsterdamse windmolenplannen zijn funest voor het draagvlak, zegt hij. “Een snelweg is ook vervelend, maar die neem je voor lief omdat die echt nodig is en nuttig. En omdat er geen alternatieven zijn. Hier zijn die er wel. Op zee. Verder kijken mensen naar de industrie en de energie die je daar kunt besparen. Pak dat eens aan! Doe iets aan de goedkope energieprijzen die bedrijven betalen en bouw minder datacenters.”
Windalarm concludeert bovendien dat de Nederlandse doelstelling voor zonnepanelen en windmolens op land al wordt gehaald. Volgens de afspraken uit het Klimaatakkoord van 2019 moet in 2030 op land 35 terawattuur aan duurzame energie worden opgewekt. Inclusief de Amsterdamse windmolenplannen ligt inmiddels voor 55 terawattuur aan voorstellen op tafel, waarvan minstens 31 terawattuur tamelijk zeker is, omdat er al subsidie is beloofd. Als je het Windalarm vraagt, kan het klimaat dus best zonder die Amsterdamse windmolens.
Maar de voorstanders van meer windmolens op land benadrukken dat Nederland nog een lange weg te gaan heeft. De hoeveelheid broeikasgassen is ten opzichte van 1990 nog maar met een kwart teruggedrongen. Dus er is nog driekwart te gaan als Nederland in 2050 klimaatneutraal wil zijn. “Wind op land is nodig, nog steeds,” zegt Ed Nijpels, die de totstandkoming van het Klimaatakkoord leidde en daar sindsdien over waakt. “We hebben niet de luxe om welke vorm van duurzame energie dan ook uit te sluiten.”
Niet achteroverleunen
Nijpels onderstreept dat met de bestaande plannen al het merendeel van de duurzame stroom op zee wordt opgewekt. Hoeveel plek daar precies is voor windparken is nog niet duidelijk, maar Nijpels is aanmerkelijk minder optimistisch dan Windalarm over de ruimte voor windenergie op de Noordzee, omdat ook rekening moet worden gehouden met natuur, vogeltrek, visserij en scheepvaart. “Er kan heel veel op zee, maar niet alles.”
Over de locaties rond Amsterdam wil Nijpels zich niet uitlaten. “Daar gaat de lokale democratie over.” Wel is hij tevreden over de plannen die alle gemeenten samen op tafel hebben gelegd voor 55 terawattuur duurzame energie. Die hebben daar zelf voor gekozen, redeneert hij. De afspraak om in 2030 ten minste 35 terawattuur groene stroom op te wekken op land is een eerste uitgangspunt. “Dat is geen ultiem doel.”
Hoe dan ook is Nederland niet in de positie om achterover te leunen. Na uitvoering van het Klimaatakkoord wordt in 2030 zo’n 70 procent van de elektriciteit duurzaam opgewekt. Indrukwekkend, maar daarmee wordt nog maar een aanmerkelijk kleiner deel van het totale Nederlandse energieverbruik, ruim een kwart, vergroend.
In de tussentijd zullen andere sectoren overgaan op groene stroom, waar ze nu nog draaien op fossiele brandstoffen. Bij het Klimaatakkoord was al duidelijk dat er dan extra opwekcapaciteit moet komen voor mobiliteit, woningen en industrie. Daarover wordt binnenkort meer bekend.
Klimaatopportunisme
En dan zijn we in 2030 pas halverwege met het schrappen van alle broeikasgassen. Voor die moeilijke vervolgfase hebben we weliswaar meer tijd – om bijvoorbeeld kerncentrales te bouwen, toch veel meer windparken op zee in te passen, of meer duurzame energie te importeren. Het zijn allemaal oplossingen die ook worden aangedragen tijdens de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen, maar die stuk voor stuk met elkaar gemeen hebben dat gemeenten er niet over gaan.
Vanuit de milieubeweging wordt het ‘klimaatopportunisme’ gehekeld waarmee partijen zich tijdens de verkiezingscampagne mordicus tegen nieuwe windmolens opstellen. En dat zonder serieus alternatief aan te dragen, zegt netwerkdirecteur Annie van de Pas van de Natuur en Milieufederaties. In haar eigen woonplaats Amsterdam ziet ze het ook gebeuren. Veel van de alternatieven die worden aangedragen voor windmolens moeten wat haar betreft óók, om een ‘klimaatramp’ te voorkomen. Energiebesparing door alleen datacenters toe te staan voor binnenlands gebruik, bijvoorbeeld, en meer zonnepanelen.
Serieus alternatief
“En denk dan mee over waar het in de regio wél kan,” zegt Van de Pas. Dat een overschot aan windmolenplannen is ingediend, geeft die ruimte ook. De gemeente Diemen streepte laatst nog twee ‘zoekgebieden’ weg, omdat de bouw van windmolens in het Diemerbos bij nader inzien voor een kaalslag zou zorgen. Zo kan Amsterdam ook een schifting aanbrengen tussen zijn windmolenplannen, als die voor de natuur of voor omwonenden in Noord, Oost, Zuidoost toch te grote risico’s met zich meebrengen. Of als de afstandsnorm die het kabinet heeft aangekondigd windmolens daar onmogelijk maakt.
Dat op land geen windmolens meer nodig zijn, noemt Van de Pas ‘een mythe die ontzenuwd moet worden’. Ze zegt dat ook met oog op de verdere toekomst. Dat we nu voor aardgas overgeleverd zijn aan Poetin is mogelijk ook ons voorland voor de elektriciteit en waterstof die we niet op land of de Noordzee opwekken. “Alles wat we niet zelf opwekken, moeten we importeren. We zien al bij het gas wat dat betekent,” zegt Van de Pas. Daarmee zullen de prijzen omhoog schieten, want veel landen zijn voorbij 2030 nog verre van zelfvoorzienend op het gebied van energie. “Er zijn geen makkelijke oplossingen meer. Alles zal wel een beetje pijn doen.”
Ook Nijpels vindt dat partijen die tegen windmolens zijn, toch ten minste gevraagd moet worden om een serieus alternatief. “Kunt u dan aanwijzen waar het in uw omgeving wél kan? En dan niet dat obligate antwoord: op zee. De energietransitie vergt een rechte rug en stevige knieën.”
WINDMOLENS, WELKE PARTIJ WIL WAT?
GroenLinks, D66 en PvdA houden vast aan de windmolenplannen van het vertrekkende stadsbestuur om windturbines te bouwen langs de stadsrand, waar dit verantwoord is gelet op de gezondheid. Alleen al omdat ze de mogelijkheid van windturbines in de nabijheid van natuur en woonwijken niet uitsluiten, kwamen de drie partijen daarmee op een zwarte lijst bij actiegroep Windalarm.
De SP, toch de vierde coalitiepartij, ontsprong de dans. De SP keert zich tegen windmolens in de natuur en bij woningen en houdt ze alleen voor mogelijk in de haven, net als Volt. Dat is ook de enige plek waar de Partij voor de Dieren aan denkt, als ‘nader onderzoek’ uitwijst dat het daar wenselijk is. Denk wil windturbines op minimaal 600 meter van woningen.
JA21 wil een algeheel bouwverbod voor windturbines, dus ook niet in de haven. De VVD wil geen windmolens bij woonwijken of in het groen, maar in de haven kan het wel. In plaats daarvan zet de VVD in op meer zonnepanelen. Ook zei lijsttrekker Claire Martens in Het Parool dat de klimaatambities van de gemeente wat haar betreft desnoods vijf of tien jaar worden uitgesteld.